Post-Vaccinaal Syndroom

Preventie

Als preventie werd en wordt soms nog in de homeopathie aanbevolen om Thuja C30 voor het vaccineren te geven. Ikzelf heb hier minder goede ervaringen mee opgedaan en nooit de effectiviteit ervan kunnen bevestigen. Kinderarts Yvonne Pernet heeft gedurende enkele jaren alle ouders van kinderen die ze vaccineerde Thuja C30 aanbevolen. Toen ze overstapte op het preventief gebruik van gepotentiëerde vaccins was het verschil in resultaat overduidelijk. Er traden duidelijk minder bijwerkingen van de vaccinaties op met deze nieuwe methode. In feite wordt er een bescherming op energetisch niveau aangebracht zodat het vaccin niet langer in staat is die te verstoren. Het organisme is als het ware voor de naderende 'kunstmatige' ziekten gewaarschuwd en kan zo beter zijn evenwicht handhaven. Chronische klachten kunnen immers alleen ontstaan als de diepere lagen van onze energie verstoord raken. In de praktijk blijkt deze methode niet waterdicht te zijn. Er kunnen ondanks deze preventie toch klachten te kunnen ontstaan, daarom is het aan te bevelen ook andere preventieve maatregelken te nemen, met name later vaccineren en zorgen voor een goede vitamine C status.

BESCHERMING MET GEPOTENTIEERD VACCIN BIJ VACCINATIE:
Geef twee dagen en één dag voor de vaccinatie het gepotentiëerde vaccin (bijv. DKTP/Hib) in een 200K, ongeveer 10 kleine korreltjes (globulen) of één grote korrel (granule), en herhaal dat nog eens na de vaccinatie (dezelfde dag nog). De korrels zijn van melksuiker en smelten snel in de mond. Volgt er voorlopig geen vaccinatie met een bepaald vaccin meer, dan is het verstandig om een maand later nog eens het gepotentiëerde vaccin te geven in de oplopende potenties van 30K, 200K, MK en XMK in vier opeenvolgende dagen, om op deze wijze mogelijke verstoringen op de diepere energetische niveaus te corrigeren. Als er ondanks de preventieve maatregelen toch klachten zijn ontstaan, hetgeen natuurlijk niet uit te sluiten is, dan is het verstandig in het acute stadium alsnog gedurende drie dagen een waterige oplossing van de 200K te geven en een of twee weken later de hele serie. Neem waar nodig contact op met uw homeopathische arts. (Zie casus 9)

AANBEVELINGEN TER PREVENTIE
Behalve de preventieve maatregelen met het gepotentierde vaccin in de 200K verdunning, zoals hierboven beschreven, zijn er nog andere preventieve maatregelen die de vaccinatierisico's kunnen beperken. Op de eerste plaats betekent dat alert zijn op signalen van het kind na een vaccinatie. Nog te vaak wordt er maar aangenomen dat het allemaal wel mee zal vallen en wordt ten onrechte een volgend vaccin gegeven. (zie casus 14)

Dr. Jean Elmiger stelt in zijn boek, 'La médecine retrouvée'3:

  1. Er wordt te vroeg gevaccineerd
    De vaccinatie komt te vroeg omdat de pasgeborene dan nog bezig is met de opbouw van zijn cellulaire (algehele) afweer en een verschuiving naar de humorale afweer door de vroegtijdige vaccinaties met een verzwakking van zijn immuunsysteem in zijn totaliteit moet bekopen. Door de aanhoudende problemen met de kinkhoest werd in Nederland de vaccinatie van baby's met één maand vervroegd en krijgen baby's met twee in plaats van drie maanden hun eerste vaccins. De oorzaak van een falende kinkhoestpreventie is tweeërlei. Op de eerste plaats is het kinkhoestvaccin een slecht vaccin: hoewel het nieuwe a-cellulaire vaccin dat sinds 2005 is ingevoerd veel minder bijwerkingen geeft, is het nog steeds vervaardigd van de kinkhoestbacil uit de zeventiger jaren. Doordat deze kikihoestbacil gemuteerd (veranderd) is, beschermd dit oude vaccin onvoldoende tegen de huidige kinkhoest. daardoor blijft in Nederland kinkhoest voortdurend onder de bevolking voorkomen en hebben we elk drie tot vier jaar een epidemie. Een gevaarlijke gevolg van het vaccineren tegen kinkhoest is het verschuiven  van de kinkhoest naar een jongere leeftijd. Lag vroeger de piek tussen de twee en vijf jaar, nu komt kinkhoest steeds vaker voor in het eerste levensjaar. De reden hiervoor is dat moeders die hun immuniteit aan het vaccin te danken hebben een slechtere afweer tegen kinkhoest hebben dan moeders die een natuurlijke afweer tegen die ziekte hebben ontwikkeld. Het echt doormaken van een ziekte levert nu eenmaal betere antistoffen op dan een vaccin. In het eerste levensjaar is kinkhoest nog altijd een gevaarlijke, soms dodelijke ziekte, vooral onder de zes maanden. (zie casus 16)
  2. Er worden teveel vaccins tegelijkertijd toegediend
    Er bestaat de neiging de laatste jaren uit economische overwegingen steeds meer entingen tegelijk te geven, bijvoorbeeld DKTP-HIB of BMR-D(K)TP. Vier, vijf, zes of zeven verschillende vaccins in een keer levert extra risico op, tenslotte kun je op een natuurlijke wijze ook niet verschillende ziekten tegelijk oplopen.
    Aanvankelijk was het de bedoeling de HIB vaccinatie apart van de DKTP te geven, omdat deze samen met de DKTP een veel te grote belasting voor het kind met zich meebrengt. Dit bleek organisatorisch niet handig te zijn en daarom werd alsnog besloten de HIB tegelijk met de DKTP toe te dienen. Op deze manier kwam er weer ruimte voor weer een extra vaccin (tegen de pneumococcen). Zo krijgen baby's van 2 maanden oud in twee maanden tijd achttien vaccins toegediend. In deze periode is het afweersysteem van het kind nog onrijp en kwetsbaar. De afweer die het kind van de moeder heeft meegekregen begint langzaam minder te worden en het kind moet zijn eigen afweer op gaan bouwen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het kind de massieve prikkeling van zijn specifieke afweersysteem door de vele tegelijk en kort na elkaar toegediende ziektekiemen, lichaamsvreemde eiwitten en chemische verontreinigingen en toevoegingen vaak maar moeilijk kan verwerken. Het gevolg hiervan is dat er juist in die periode allerlei chronische klachten van verminderde algemene weerstand ontstaan. Het kind wordt op die manier gedwongen om zich met de specifieke afweer voor de gevaccineerde ziekten bezig te houden en heeft extra moeite om zijn algemene afweer op te bouwen. Uit de beschreven ziektegeschiedenissen blijkt hoe bij deze kinderen de algemene afweer zelfs behoorlijk afnomen is.  (zie o.a.  casus 15)
  3. Er wordt te vaak gevaccineerd
    De noodzaak om zo vroeg en zo vaak te vaccineren in een zo kwetsbare periode is nooit aangetoond. In principe zouden twee DKTP/Hib/pneumococcen vaccinaties en één booster (herhaling) zes maanden later genoeg moeten zijn voor de periode tot vier jaar, mits er later begonnen wordt met vaccineren.
  4. Er wordt gebruik gemaakt van op dierlijke eiwitten gekweekte vaccins
    Dientengevolge zijn vaccins altijd vervuild met lichaamsvreemde eiwitten en wekken zo allerlei allergieën op. Bovendien bevatten ze verschillende chemische toevoegingen die op hun beurt ook allergieën en allerlei andere bijwerkingen kunnen veroorzaken.
    De vervaardiging van veiligere vaccins zonder dierlijke eiwitten en chemische toevoegingen is niet zo eenvoudig. Een mogelijke oplossing ligt in de volledig synthetische bereiding van vaccins.

Samenvattend zou ik daarom de volgende aanbevelingen ten aanzien van het vaccinatiebeleid willen doen.

  1. Later beginnen met vaccineren. Pas starten met vaccinaties als het kind zijn cellulaire afweer (algehele afweer) voldoende opgebouwd heeft. Wereldwijd zijn er genoeg verschillen in de leeftijd waarop het kind zijn eerste vaccinatie krijgt om een eerste balans op te kunnen maken van de voor- en nadelen. Een goed voorbeeld is de kinkhoestvaccinatie in Japan die pas vanaf twee jaar gegeven wordt1. Een vergelijkend onderzoek zou dan uitgevoerd kunnen worden door kinderen van een bepaalde regio bijvoorbeeld pas vanaf tien maanden te vaccineren en die enkele jaren te vervolgen met als controlegroep kinderen die vanaf drie maanden worden gevaccineerd.
  2. Tel bij vroeggeboorte altijd de nog resterende weken tot de 40 weken erbij. Deze kinderen worden door de entadministratie veel te vroeg opgeroepen met alle risico's van dien. Begin pas te tellen vanaf het moment dat het kind eigenlijk geboren had moeten worden.
  3. Geen twee prikken tegelijkertijd. twee prikken tegelijk betekent dubbel zoveel hulpstoffen zoals aluminiumhydroxide en formaldehyde. Verder dient de DKTP of DTP nooit gecombineerd te worden met de BMR zoals nu bij negenjarigen gebeurt.
  4. Langere intervallen tussen de vaccins: twee maanden in plaats van één maand. Hierdoor wordt het kind minder belast en is tevens het effect beter7.
  5. Invoering van in totaal drie vaccinaties in plaats van vier voor de D(K)TP/HIB, de eerste twee met twee maanden tussenpauze en de derde na zes maanden.
  6. LAAT NOOIT EEN ZIEK KIND ENTEN OF EEN KIND DAT NOG NIET VOLLEDIG HERSTELD IS. Zelfs een verkoudheid is al een contra-indicatie om te enten! Stel bij twijfel de vaccinatie uit. Het vaccinatieschema is geen wet van Meden en Perzen. Zorg dat uw kind eerst een goede conditie en goede Vitamine C status heeft voordat u uw kind laten enten. Moeders die borstvoeding geven kunnen zelf 3-4x daags 1000mg Vitamine C innemen. Kinderen die flesvoeding krijgen kunnen via de flesvoeding of via vaste voeding vitamine C toegediend worden. ViTamine C is als poeder verkrijgbaar en kan zo gemakkelijk aan de voeding toegevoegd worden. Voor de allerkleinsten geldt maximaal 50-100mg per maand leeftijd over de dag verdeeld, minimaal in 3 doseringen. Vanaf een jaar geldt ongeveer 1000mg per jaar leeftijd met een maximum van 3 gram per dag. Van Vitamine C kun je geen overdosering krijgen, het is volkomen ongevaarlijk. Wel kan het bij het bereiken van de maximale dosering die de darmen kunnen verdragen diarree geven (bowel tollerance dose). de dosering dient dan verminderd te worden. 
  7. Zorgvuldige inventarisatie van de reacties van het kind op het vorige vaccin alvorens het kind opnieuw te vaccineren. Daarbij dient een veel stringenter en voorzichtiger beleid bij klachten gevoerd te worden dan tot nu toe.
  8. Eerst volledig herstel van post-vaccinale ziekteverschijnselen alvorens verder te vaccineren. Kinderen met een vermoedelijk post-vaccinaal syndroom dienen eerst met behulp van het gepotentiëerde vaccin ontstoord en genezen te worden. Daarna dient geheel of gedeeltelijk van verdere vaccinatie afgezien te worden en dienen preventieve maatregelen genomen te worden met het vaccin in 200K en extra Vitamine C.
  9. Systematische bescherming met gepotentierd vaccin bij elke vaccinatie.
  10. Geef uw kind visolie. Hoewel dit nog niet volledig wetenschappelijk aangetoond is, is het waarschijnlijk dat Omega-3 vetzuren (visolie) kinderen beschermen tegen hersenbeschadiging. De hersenen bestaan voor 20% (drooggewicht) uit Omega-3 vetzuren en zijn belangrijk voor het denkvermogen, concentratie en gedrag van het kind. Geeft u borstvoeding neem dan zelf tenminste 1000mg visolie per dag. Verwacht u een kind dan zou u dat al tijdens de zwangerschap moeten doen. Visolie kunt u ook bij de flesvoeding mengen.
  11. Gebruik nooit een magnetron om flesvoeding of babyvoeding op te warmen. Het denatureert de voeding met veel kwaliteitsverlies en kan allerlei klachten geven, waaronder darmklachten en eczeem.
  12. Voorlichting aan artsen, verpleegkundigen en ouders over het PVS, o.a. door middel van een goede bijsluiter.